首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 31 毫秒
1.
Samenvatting In 1969 werd inBegonia bertinii een onbekende ziekte waargenomen waarbij aangetaste planten sterk geremd waren in groei, verwelkten en afstierven. Er werd vastgesteld dat deze ziekte wordt veroorzaakt doorE. chrysanthemi, in ons land bekend als parasiet van anjer, chrysant en dahlia.De ziekte kan gemakkelijk worden overgebracht door de knollen met een besmet mes in delen te splitsen, een methode die bij de vermeerdering van knollen wordt toegepast.Door hygiënische maatregelen wordt besmetting tegengegaan. Gezonde planten kunnen uit een zieke partij worden geselecteerd door op de kleur van de houtvaten te letten na afsnijden van de stengel.  相似文献   

2.
Samenvatting In het Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek (IPO) te Wageningen wordt gangreen bij aardappel, veroorzaakt door de schimmelPhoma exigua var.foveata, onderscheiden van ander droogrot door aangetast weefsel uit te leggen op een semiselectief medium. Op dit medium wordt de vorming van kristallen van voor de schimmel kenmerkende anthrachinonen bevorderd. De gemakkelijk waar te nemen geelgroene kristallen in het medium wijzen op de aanwezigheid van de betrokken schimmel. Bij een van deze toetsen vormden zich tussen de zich ontwikkelende kolonies van de schimmel donkere lijnen. Deze lijnen verschilden van reeds eerder beschreven violette lijnen, die zich vormen tussen kolonies van de twee variëteitenexigua enfoveata vanP. exigua. Onderzoek aan 27 isolaten vanP. exigua var.foveata toonde aan dat er met betrekking tot de vorming van donkere lijnen 11 verschillende typenP. exigua var.foveata onderscheiden konden worden. Isolaten van deze typen vormden bij gepaarde groei op het selectieve medium donkere lijnen met andere typen, maar niet met isolaten van het zelfde type. Er bleek geen verband met het groeitype van de cultures noch met de vorming van het antibioticum E te bestaan.  相似文献   

3.
Samenvatting De bruikbaarheid van een door inwerking van salpeterigzuur verkregen, symptoomloze mutant van het tabaksmozaïekvirus (TMV) is gebleken uit een volledige bescherming van planten tegen een infectie met andere stammen van het virus en uit bevredigende proefresultaten onder praktijkomstandigheden. Het probleem doet zich voor dat de mutant in feite deel uitmaakt van een stammenmengsel, waarbinnen de verhoudingen echter ten gunste van de mutant zijn te beïnvloeden.Stationed at the Glasshouse Crops Research and Experiment Station, Naaldwijk, the Netherlands.  相似文献   

4.
Samenvatting In koffieplantages in de Ivoorkust wordt veel schade aangericht door de zwarte takkenboorder,Xyleborus morstatti Hag. De kever boort gangen in niet te oude takken. Op de wand van deze gangen groeit een schimmel, de zgn. Ambrosia, die als voedsel dient voor het nageslacht van de kever. Via de gemaakte opening kunnen secundaire schimmels de koffietak aantasten. Deze aantasting, samen met de mechanische schade, heeft in vele gevallen afsterving van de takken tot gevolg.Het onderzoek over de levenswijze vanX. morstatti vormt een onderdeel van een studie betreffende het voedselkeuze-mechanisme van dit insekt.Een methode voor het kweken vanX. morstatti in het laboratorium wordt gegeven. De kever is bestudeerd aan de hand van waarnemingen in veld en laboratorium (tabel 1). Als gevolg van het niet meer aanwezig zijn van de Ambrosia in de oudere gangen ontstaat een sterke spreiding in de ontwikkeling van de larven. Er is een verband tussen de afmetingen van de gangen en de grootte van de nakomelingschap. Een klein deel van de gangen bevat uitsluitend mannelijke nakomelingen.  相似文献   

5.
The localizing of pathogen (Ceratocystis ulmi) establishment in Dutch elm disease-resistant hosts is hypothesized as the major mechanism of resistance to this disease. Four factors are proposed that, singly or in all possible combinations, could regulate this general mechanism. We tested one of these factors, vessel size and number of contiguous vessels in the functional xylem at the point of natural inoculation. Using 23 selections from the Ulmaceae, we examined a constant area of second-year xylem of 2-year-old twigs. These anatomical data indicate that a correlation exists between increasing disease susceptibility and increasing vessel group size (the product of average vessel diameter and average number of contiguous vessels). Other evidence suggests that lateral pathogen movement is at first confined to the vessel group or groups of initial inoculation. Therefore, in a given limited time period, tylosis production could more effectively block vertical pathogen movement in vessel groups of small size. Relationships between vessel group size and the extent of sapwood discoloration are discussed. Vessel size and arrangement also is discussed in relationship to the resistance reported for young, greenhouse-grown trees. The use of vessel group size is suggested in screening programs for disease resistance. Recent research on oak suggests chemical modification of xylem tissue to lessen elm susceptibility.Samenvatting Als hypothese wordt gesteld, dat resistentie tegen de iepeziekte in de eerste plaats berust op het vermogen van resistente gastheren om de uitbreiding van de ziekteverwekker (Ceratocystis ulmi) te beperken. Er worden vier factoren genoemd die (alleen of in combinatie) dit vermogen zouden bepalen. Een van de vier werd getoetst, en wel afmeting van vaten en aantal aaneengrenzende vaten in de buitenste jaarring op de plaats waar natuurlijke infecties plaatsvinden. Er werden 22 iepeselecties en één andere Ulmacee gebruikt, waarin de vaten gemeten en geteld werden in een constant oppervlak van de dwarsdoorsnee van het tweede-jaars-hout van twee jaar oude twijgen. Deze anatomische gegevens tonen een correlatie tussen toenemende vatbaarheid voor de ziekte en toenemende vaatgroepgrootte, die hier gedefinieerd is als het produkt van de gemiddelde vatdiameter en het gemiddelde aantal aaneengrenzende vaten (zie Tabel 4). Uitbreiding van de schimmel in dwarsrichting van de boom is om te beginnen beperkt tot die vaatgroepen die oorspronkelijk geïnfecteerd waren. Daarom zal de uitbreiding van de schimmel in de lengterichting met meer effekt door thyllen geblokkeerd kunnen worden in vaatgroepen van geringere grootte.De verhouding tussen vaatgroepgrootte en mate van houtverkleuring na infectie wordt besproken. Grootte en rangschikking van vaten wordt ook genoemd in verband met een zekere mate van resistentie van jonge, in de kas opgekweekte bomen. Het gebruik van vaatgroepgrootte wordt voorgesteld als een maatstaf bij het selecteren van resistente individuen uit grote populaties. Recent onderzoek over het effect van de stof TCPA op de anatomie van eiken suggereert dat het mogelijk is met chemicaliën de opbouw van het houtweefsel van iep te wijzigen en zodoende zijn vatbaarheid voor de iepeziekte te verkleinen.Journal Paper No. J-6392 of the Iowa Agricultural and Home Economics Experiment Station, Ames, Iowa. Project No. 1706. Appears also as Mededeling 106 of the Forest Research Station De Dorschkamp.  相似文献   

6.
Summary The blueing of tulip bulbs is a physiological disease resembling in some ways physiological diseases of other plants. Recent experiments indicate that sunlight influences blueing. By shading the plants the extent of the disease was considerably reduced or even eliminated. The influence of light was found to apply only during a certain period of the season, the most susceptible period being in the last week of April and the first two weeks of May.A hypothesis has been developed concerning the origin of the necrotic spots in the bulb, which may also hold good for toppling of tulips. It is assumed that cell sap, possibly together with sugars, are excreted from the cell into the intercellular spaces of the parenchymatous tissue, thus bringing about a necrosis.Samevatting Het blauwgroeien van tulpebollen is een fysiologische ziekte, die in bepaalde opzichten overeenkomst vertoont met fysiologische ziekten bij andere gewassen.Nadat vroeger werd aangetoond, dat er een duidelijke correlatie bestaat tussen de bolgrootte en het percentage zieke bollen en dat de groei van de bol waarschijnlijk verband houdt met de ziekte (fig. 4), is door recente veldproeven duidelijk geworden dat het zonlicht of de straling een grote invloed op het blauwgroeien heeft. De verspreiding van de zieke bollen in de bedden op het veld is niet willekeurig. Er is een duidelijk randeffect waar te nemen, d.w.z. dat de bollen in de regels aan de padkant verhoudingsgewijs een groter aantal zieke bollen hebben dan de bollen in de regels midden in de bedden (zie fig. 1–3). Dit randeffect werd in hoofdzaak toegeschreven aan de werking van het zonlicht. Door het gewas te beschaduwen met een scherm van plastic horregaas (lichtabsorptie ongeveer 50%) of van jute doek (lichtabsorptie ongeveer 75%) kon de ziekte sterk worden verminderd of zelfs geheel worden geëlimineerd. Door periodiek te schermen kon in veldproeven een bij uitstek gevoelige periode, wat de lichtinvloed betreft, worden aangetoond. Deze periode viel ongeveer in de laatste week van april en in de eerste twee weken van mei (fig. 3). Het afschermen van het gewas tijdens de gevoelige periode zou met het oop op de ziekte het bruikbare deel van de geoogste bollen aanzienlijk vergroten (fig. 6). Het bolgewicht wordt door deze periodieke afscherming slechts matig ongunstig beïnvloed. Of deze maatregel met het oog op de kosten ook economisch verantwoord is, valt te betwijfelen.Behalve het feit dat het licht effect zal hebben op de groei en de grootte van de bol en daarmede het ziektepercentage zal beïnvloeden, kon worden aangetoond dat het licht of de straling een zeer specifieke werking op de ziekte heeft (zie fig. 5). Welke werking het zonlicht of de straling heeft, is niet geanalyseerd. In de discussie zijn over het ontstaan van de necrotische plekken inde bol suggesties gedaan, die echter bij gebrek aan nadere gegevens een speculatief karakter dragen. Als basis voor verder onderzoek wordt aangenomen, dat analoog aan wat zich bij het kiepen van tulpen voordoet, een excretie van vloeistof celinhoud) in de intercellulaire ruimten van het parenchymweefsel plaats heeft, die een necrose zou veroorzaken.  相似文献   

7.
Samenvatting In een voorlopige mededeling wordt de systemische werking van procaïnehydrochloride tegen echte meeldauw op komkommers en enkele andere gewassen vermeld.Komkommerplanten, die met hun wortels in een voedingsoplossing gezet werden welke 300. d.p.m. procaïne-HCl bevatte, bleven vrij of nagenoeg vrij van meeldauw (tabel 1). Dit was eveneens het geval wanneer een 0,5% procaïne-oplossing gegoten werd bij de wortels van in grond opgroeiende planten, of wanneer een 1000 d.p.m. oplossing op het blad gespoten werd (fig. 1). Transport van de wortels naar het blad werd aangetoond met behulp van papierchromatografie en een kleurreactie.Na bladbespuiting was procaïne-HCl ook actief tegen meeldauw op augurken, tarwe, bieten, erwten, lupine, rozen en appels. Herhaaldelijk spuiten met hoge concentraties (0,4–0,8%) veroorzaakte evenwel op diverse gewassen fytotoxische verschijnselen. Een aantal aan procaïne verwante stoffen werd bij de voortzetting der proeven betrokken.Procaïne-HCl is vermoedelijk een specifiek op echte meeldauw werkend middel, daar het in vitro noch in vivo werkzaam was tegen alle andere getoetste planteparasieten. Tegen meeldauw werkt het pas nadat het door de plant opgenomen is; het heeft geen waarneembare invloed op de kieming der conidiën in vitro.  相似文献   

8.
Samenvatting De hypothese dat de thyllenvorming in de houtvaten van de iep als reactie op een infectie metOphiostoma ulmi alleen in de compatibele waardplant-pathogeen combinatie vertraagd zou zijn, werd getoetst. Er bleek geen significant verschil in snelheid van thyllenvorming op te treden als de vatbare kloon Belgica geïnoculeerd werd met een agressieve en een niet-agressieve stam vanO. ulmi of metFusarium oxysporum f. sp.lycopersici, een niet-pathogeen voor iepen. Overeenkomstige resultaten werden verkregen wanneer kloon 390, die resistent is tegen de niet-agressieve stam vanO. ulmi, geïnoculeerd werd met deze drie schimmels. In deze gevallen wordt de snelheid van thyllenvorming alleen bepaald door de aard van de betreffende iepekloon.  相似文献   

9.
A standard test method for detecting viroids was designed, to be applied on imported plant material, for which a zero-tolerance exists in the Netherlands towards potato spindle tuber viroid (PSTV).Partial purification of nucleic acids after homogenizing leaf material with a Polytron homogenizer, followed by increasing the viroid concentration by inoculation of an intermediate tomato host, and complete purification of the small nucleic acids from the tops of these plants, followed by polyacrylamide gelectrophoretic analysis, proved successful. With this procedure, now used as a standard method, more samples could be handled than with other methods tested.Desalting by Sephadex filtration proved to be superior to dialysis. An attempt to develop a serological test for PSTV failed. Albinism, induced in PSTV-infected tomato plants by certain environmental conditions, was not of diagnostic value.
Samenvatting Voor het viroïde, dat de aardappelspindelknolziekte veroorzaakt (ASKV) geldt in Nederland een nultolerantie. Al het geïmporteerde aardappelmateriaal wordt daarom getoetst op het voorkomen van het viroïde. Voor dat doel is een betrouwbare en, zo mogelijk, ook snelle toets noodzakelijk, die niet alleen secundaire infecties maar ook jonge, primaire infecties kan aantonen.Een standaardmethode, die werd ontwikkeld, bleek zeer betrouwbaar, hoewel niet snel. Zij toont meer infecties aan dan snellere methoden die in het buitenland beschreven zijn. De toets omvat de volgende stappen: 2–5 g bladmateriaal wordt vermalen en op het homogenaat wordt een eenvoudige nucleïnezuurextractie en-concentratie toegepast. Dit preparaat wordt gebruikt om vier jonge tomatezaailingen te inoculeren. Door deze zaailingen 4 weken onder optimale omstandigheden te houden wordt het eventueel aanwezige viroïde vermeerderd. Geeft tenminste één van de tomateplanten symptomen, dan wordt het oorspronkelijke monster ziek verklaard. Vertoont geen van de vier tomateplanten symptomen dan wordt een nucleïnezuurextractie uitgevoerd van de topjes van deze planten. Kleine nucleïnezuurmoleculen worden geïsoleerd, geconcentreerd en tenslotte geanaliseerd met behulp van polyacrylamide gelelektroforese.Om overdracht van het ene naar het andere monster te voorkomen werd voor het vermalen gebruik gemaakt van verwisselbare schachten bij de Polytron homogenisator.Ontzouten van de nucleïnezuurextracten met Sephadexfiltratie gaf betere resultaten en was sneller uitvoerbaar dan dialyse.Pogingen om een specifiek antiserum tegen ASKV te maken zijn niet gelukt. Onder onze omstandigheden was het ook niet mogelijk om op een betrouwbare manier albinisme in geïnfecteerde planten te induceren als middel om infecties met ASKV op te sporen.
  相似文献   

10.
Fungus spores can be borne endogenously in sporangia, gametangia or asci, or exogenously on basidia, conidiophores or sporogenic cells. Exogenous spores can be produced by sprouting (blastospores), by fission (arthrospores) or by an intermediate manner (sprouting followed by fission). This has to be considered especially in the classification of the imperfect fungi.Samenvatting Schimmelsporen kunnen zowel endogeen als exogeen ontstaan. Cellen met een endogene sporevorming heten sporangia. Wanneer aan de sporevorming een reductiedeling vooraf gaat, worden de sporogene cellen asci genoemd. Exogene sporevorming geschiedt door afgrenzing door middel van een celwand (arthrosporen en aleuriosporen) of door knopvorming of wel spruiting (blastosporen).Hiertussen komen overgangen voor: na een knopvorming kan het knopgedeelte zich van de moedercel afgrenzen door een dwarswand. Er wordt voorgesteld bij de indeling van de imperfecte fungi met dergelijke tussenvormen rekening te houden, zoals dit bij de indeling van de gisten geschiedt. Basidiosporen zijn blastosporen die na een reductiedeling op een gespecialiseerde moedercel ontstaan.  相似文献   

11.
Samenvatting In de inleiding wordt duidelijk gemaakt, dat het optreden van de grauwe schimmel door cultuurmaatregelen in belangrijke mate kan worden beperkt. Toch zal het zaad vaak in meerdere of mindere mate metBotrytis geïnfecteerd blijven, daar de weersomstandigheden in Nederland meestal gunstig zijn voor het optreden van deze ziekte. Een effectieve ontsmetting van het zaad is dus gewenst. Deze kan worden verkregen door het zaad met een vluchtig, kwikbevattend middel te behandelen en vervolgens 3 tot 4 weken op te slaan.Er wordt een aantal beperkingen en raadgevingen bij het toepassen van deze wijze van ontsmetten gegeven.Tenslotte wordt nog ingegaan op de z.g. dubbele ontsmetting.  相似文献   

12.
Spreading lesions were found in primary leaves of French bean after inoculation with pieces of dead bean tissue on which a droplet of a suspension ofBotrytis cinerea conidia was placed, and after inoculation with conidia suspended in a diffusate from dead tissue. After fractionation of aqueous extracts from dead bean leaves, the infection-stimulating activity was confined to the fractions containing sugars and phosphate esters.The infection-stimulating activity and the concentrations of carbohydrates and orthophosphate in extracts of liquid N2-killed bean leaves varied slightly with the manner and degree of senescence. No consistent correlation, however, was observed between infection-stimulating activity and concentration of particular components. This was also true for extracts from other dead bean tissues. The stimulation of infection exhibited by extracts from dead flowers of different plant species, however, was closely correlated with the orthophosphate concentration.Inocula containing only orthophosphate and sugars in the same concentrations as found in the extracts, did not stimulate the infection to the same extent as the extracts did. It is concluded that, in addition to simple carbohydrates and orthophosphate, one or more other compounds in the extracts are involved in the stimulation of infection.Samenvatting In primaire bonebladeren onstonden zich uitbreidende lesies na inoculatie met stukjes dood boneweefsel waarop een druppeltje van een suspensie van conidiën vanBotrytis cinerea was aangebracht, maar ook na inoculatie met condiën in een diffussat van dood weefsel. Na fractionering van waterige extracten van dode bonebladeren bleek de infectiestimulerende activiteit gebonden te zijn aan de suiker- en fosfaatesterfracties.De infectiestimulerende activiteit en de concentraties van koolhydraten en orthofosfaat in extracten van met vloeibare N2 gedode bonebladeren varieerden enigszins met wijze en mate van veroudering. Er werd echter geen vaste correlative waargenomen tussen infectiestimulerende activiteit en concentratie van bepaalde stoffen. Dit gold ook voor extracten van andere dode boneweefsels. De infectiestimulatie teweeggebracht door extracten van dode bloemen van verschillende plantesoorten was evenwel nauw gecorreleerd met de orthofosfaatconcentratie.Inoculatie met sporensuspensies waaraan orthofosfaat en suikers waren toegevoegd tot de concentraties gelijk waren aan die in de extracten, gaf veel minder infectie dan die met sporen gesuspendeerd in de extracten zelf. Daarom wordt geconcludeerd dat naast eenvoudige koolhydraten en orthofosfaat een of meer andere stoffen in de extracten betrokken zijn bij de stimulatie van de infectie.  相似文献   

13.
In a pot experiment the tolerance limit of white clover seedlings toHeteroder a trifolii was 50 eggs per g of soil. In other pot experimentsH. trifolii increased to about 1400 eggs per g of soil without apparent damage to the growth of white clover. White clover maintained a relative density of almost 20 percent in a mixture withLolium perenne at a density ofH. trifolii of 80 to 200 eggs per g of soil. Densities of this nematode in 216 samples from 74 pastures were mostly below 1 egg per g of soil and only very seldom higher than 32 eggs per g of soil. There was a slightly higher frequency of densities over 32 eggs per g of soil in samples from places with a good than from those with a poor stand of white clover. The differences between samples from pastures with good and poor stands and between samples from places with and without clover were very small. The frequency distribution of cysts and eggs in samples from a four year old pasture with a very good stand of white clover was the same as that in the samples from all other pastures. It is therefore concluded that the influence of attack byH. trifolii on the stand of the white clover in the sampled pastures was negligible.
De bevolkingsdichtheid van Heterodera trifoliiin weilanden in Nederland en de betekenis ervan voor de groei van witte klaver
Samenvatting In een potproef was de tolerantiegrens van witte klaver voorH. trifolii gedurende de eerste acht weken na het zaaien ongeveer 50 eieren per g grond. In andere potproeven vermeerderdeH. trifolii zich tot ongeveer 1400 eieren per g grond zonder zichtbare schade te veroorzaken aan witte klaver. Witte klaver handhaafde een dichtheid van ongeveer 20% in een mengsel met Engels raaigras bij een bevolkingsdichtheid vanH. trifolii van 80 tot 200 eieren per g grond. De bevolkingsdichtheden van dit aaltje in ongeveer twee honderd grondmonsters uit 74 weilanden waren meestal minder dan 1 cyste per 50 g grond en 1 ei per g grond en slechts zelden meer dan 32 eieren per g grond. Ze waren wat lager op plaatsen zonder dan op plaatsen met witte klaver en ook op plaatsen met slecht groeiende dan op die met goed groeiende witte klaver. Er was geen verschil tussen weiden met veel en met weinig witte klaver, met uitzondering van een drie jaar oude weide met een zeer dichte stand van witte klaver. Hier werd een wat hogere dichtheid van het aaltje gevonden dan het ge middelde van alle onderzochte weiden. De stand van de witte klaver was in dit weiland ook vier jaar na het zaaien nog zeer goed. De frequentiedistributie van dichtheden van cysten en eieren op plaatsen met en zonder klaver was toen geheel gelijk aan die van alle andere monsters tezamen. Er was dus geen verband tussen deze distributie en de stand van de klaver. Uit de verzamelde gegevens wordt de conclusie getrokken, dat de bevolkingsdichtheden vanH. trifolii in het algemeen te laag zijn om de oorzaak van slechte groei van witte klaver in de onderzochte weilanden te kunnen zijn.
  相似文献   

14.
Rapidly developing disease symptoms not normally found in tulip bulb cultivation in The Netherlands are described. Mycelium of the fungus is present mainly in the parenchymatic tissues, giving further evidence that the fungus is not a vascular parasite in tulips. There are indications that enzymes or other compounds are involved in the syndrome. Possible factors influencing this uncommon disease development are mentioned.Samenvatting Een snelle ontwikkeling van ziektesymptomen wordt beschreven, die bij de normale teelt van tulpen in Nederland niet bekend is. Mycelium werd hoofdzakelijk aangetroffen in de parenchymatische weefsels, zowel inter- als intracellulair. Dit geeft een verdere steun aan de opvatting dat de schimmel in de tulp geen vaatparasiet is. Er bestaan aanwijzingen, dat enzymen of andere stoffen een rol spelen bij het ontstaan van dit ziektebeeld. Faktoren, die wellicht een rol spelen worden genoemd.  相似文献   

15.
Present conditions of high inputs and narrow rotations render the importance of vesicular-arbuscular mycorrhiza (VAM) in arable farming in the Netherlands rather low. Changes expected in the near future under the influence of economic pressures and environmental problems may change this situation. This is discussed in the light of some such expected changes in Dutch arable farming.De huidige Nederlandse akkerbouw is zeer intensief. Ze heeft in het algemeen een nauwe rotatie met slechts enkele gewassen (aardappelen, granen en suikerbieten) en een ruime toepassing van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Het is te verwachten dat er onder invloed van toenemende problemen met het milieu, afnemende bodemproduktiviteit en lagere prijzen voor nu geteelde gewassen ten gevolge van overschotten een tendens zal zijn in de richting van een meer geïntegreerde landbouw. In de bestaande akkerbouw werken zowel hoge kunstmestgiften (met name N en P) en bestrijdingsmiddelen negatief op VAM-vorming. Naarmate het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen in de nabije toekomst wellicht zal verminderen, kan worden verwacht dat zowel de aanwezigheid als het belang van VAM in de nederlandse landbouw zal toenemen. Het laatste zal vooral het geval zijn indien de vruchtwisseling wordt verruimd met de teelt van andere gewassen (zoals vlinderbloemigen) met een hogere VAM-afhankelijkheid dan die van het huidige gewasassortiment. Het zou zeer verstandig zijn zich reeds nu te beraden over vormen van bedrijfsvoering die VAM zoveel mogelijk stimuleren en daardoor meer profijt trekken van de door deze symbiose geboden voordelen.  相似文献   

16.
Samenvatting In laboratoriumproeven werd aangetoond dat een zeer groot gedeelte van de larven van de parasiet van de appelbladmineerder door een behandeling met parathion in de bladmijnen gedood wordt (Tabel 1). Met triamifos en captan werd ten opzichte van de behandelingen met water een iets hogere sterfte waargenomen; dit verschil was evenwel wiskundig niet betrouwbaar. In het najaar bleek de dodende werking van parathion met het verloop van de tijd enigszins af te nemen. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in een invloed van de lagere temperatuur of in het in diapauze gaan van de larven.  相似文献   

17.
The fine structure of conidia, hyphae, and of isolated haustoria of cucumber mildew (Sphaerotheca fuliginea) was studied. Large vacuoles are present in the spores and hyphae. Rosette-shaped particles, presumably glycogen, occur in the spores. Certain haustoria were found which lack the protrusions of the central body of mature haustoria. Most probably these haustoria are young and not yet fully developed. Portion of the sheath membrane of these haustoria is in close contact with the central body wall. The observations suggest that the haustorial sheath membrane is formed as a specialized portion of the haustorial body wall. Presumably the formation of the sheath membrane precedes the formation of the sheath and that of the protrusions of the central body.Samenvatting Er werd een onderzoek verricht naar de submicroscopische structuur van conidia, hyphen en haustoriën, geïsoleerd uit komkommerbladeren die geïnfecteerd waren met echte meeldauw (Sphaerotheca fuliginea). Sporen en hyphen bevatten grote vacuolen. In de conidiën werden rozetachtige deeltjes, waarschijnlijk glycogeen, gevonden. Er werden ook haustoriën gevonden, waarbij de normaal voorkomende uitstulpingen van het centrale lichaam in volwassen haustoriën ontbraken. Bij deze waarschijnlijk jonge haustoriën is een gedeelte van de schedemembraan in nauw contact met de wand van het centrale lichaam. Deze resultaten doen vermoeden dat de schedemembraan gevormd wordt als een speciaal gedeelte van de wand van het centrale lichaam. Waarschijnlijk scheidt de membraan zich daarna van het centrale lichaam bij de vorming van de schede. Verondersteld wordt, dat de uitstulpingen van het centrale lichaam nà of tijdens de vorming van de schede ontstaan.The study has been carried out at the Laboratory of Phytopathology, State Agricultural University, Wageningen, in connection with the activities of TNO Research Unit for Internal Therapy of Plants.  相似文献   

18.
Samenvatting Beschreven worden een, in ons land bij tabaksbladeren voor ’t eerst waargenomen, ziektebeeld en de onderzoekingen die leidden tot de determinatie van de onbekende bacterieele verwekker ervan. Deze blijkt verwant te zijn metErwinia aroideae, die een natrot veroorzaakt in bol, stengel en bladstelen vanZantedeschia aethiopica (Calla), e.a. Er zijn echter voldoende termen aanwezig om de nieuwe bacterie als een afzonderlijke species te beschouwen. De naamErwinia ni cotianae wordt gegeven. Het door deze bacterie veroorzaakte ziektebeeld wordt „natrot der tabak” genoemd. Of gehele planten door de werking vanErw. nicotianae te gronde kunnen gaan, kon nog niet met zekerheid worden uitgemaakt. In een volgende mededeling zal hierover misschien iets naders gezegd kunnen worden. Voorlopige mededeling over een nog niet eerder beschreven bacterieziekte der Tabak  相似文献   

19.
An electronic leaf wetness recorder   总被引:1,自引:0,他引:1  
Samenvatting Gezien het belang van een accurate bladnat-bepalingsmethode voor het onderzoek naar de epidemiologie van een groot aantal schimmelziekten bij planten werd een elektronische m methode ontwikkeld voor het meten van de bladnatperiode aan het blad zelf. Het resultaat was een instrument, waarmee een verandering van het geleidingsvermogen van het blad (door het nat worden) wordt gemeten met op het blad aangebrachte elektroden (Fig. 1 en 2). Het verkregen signaal wordt omgevormd tot een gelijkspanning met een eventueel bij te stellen bereik van ongeveer 2 mV, geschikt voor registratie samen met bijvoorbeeld thermokoppel-signalen. Door het gedeelt van het circuit binnen de stippellijn (Fig. 1) te verveelvoudigen kan op even zovele punten gemeten worden. De curve verkregen met het elektronische instrument (Fig. 3) is vergelijkbaar met die van de De Wit's bladnatschrijver. Bovendien kan het electrisch signaal geheel automatisch verwerkt worden. Een nadere studie is gewenst om de vorm en het niveau van de curve epidemiologisch te interpreteren.  相似文献   

20.
Addition of cysteine to the fungicides captan, folpet, dichlofluanid and captafol antagonizes the activity of these fungicides and results in the formation of volatile fungitoxicants. There is no relationship, however, between the vapour action upon reaction with cysteine and the fungitoxicity of these compounds.Samenvatting Cysteine heeft een antagonerend effect op de werking van captan, folpet, dichlofluanid en captafol (Tabel 1). Bij proeven in afgesloten ruimtes (twee petri schaaltjes, waarvan de één ongekeerd op de ander, Fig. 1) bleek vooral captan als gevolg van een reactie met cysteine een voorFusarium culmorum toxische damp af te geven, folpet deed dit daarentegen niet, en de twee andere fungiciden alleen in de hoogste concentratie (Tabel 1, Fig. 1). Er is dus weinig verband tussen de fungicide werking en de productie van fungicide dampen als gevolg van de reactie met thiolen.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号