首页 | 本学科首页   官方微博 | 高级检索  
相似文献
 共查询到20条相似文献,搜索用时 46 毫秒
1.
A standard pea necrosis virus isolate (PNV-E178) and two isolates resembling PNV (Kow 14 and E242) were fully compared with bean yellow mosaic virus type strain B25 (BYMV-B25). PNV-E178 and PNV-like isolates Kow 14 and E242 resembled each other and the earlier described pea necrosis strain of BYMV in their reaction on pea, but differed from BYMV strains studied so far in inclusion bodies, and in their reaction in cucumber.Serologically, PNV isolates E178 and E242 were closely related to each other and both showed a more distant relationship to BYMV-B25. PNV isolate Kow14 was serologically intermediate between PNV and BYMV-B25, but was hardly infectious toPhaseolus beans.E242 and, to a lesser extent, also Kow14 were considered strains of the pea necrosis virus, which is closely related to BYMV, but apparently not more so than bean common mosaic virus, pea seedborne mosaic virus, clover yellow vein virus and some other members of the potyvirus group.The lack of well-definable borderlines between the different taxonomic entities unavoidably leads to problems in diagnosing (identifying) intermediate isolates.Samenvatting Een aantal virussen kan in erwten ernstige aftervingsverschijnselen doen ontstaan, zoals een eerder beschreven ertwtenecroserivus (PNV-E178) en een erwtenecrosestam van het bonescherpmozaïekvirus (BYMV). Twee nieuwe erwtenecrose-isolaten (Kow14 ene E242) werden bestudeerd en hun verwantschap met het erwtenecroserirus (PNV) en het bonescherpmozaïekvirus (BYMV) gaf aanleiding tot een nieuw onderzoek naar de relatie tussen de twee laatstgenoemde virussen.In hun reactie op erwt en boon leken PNV-E178, Kow14 en E242 veel op elkaar en op de erwtenecrosestam van BYMV. Ze verschilden echter van de mozaïekstam (B25) van dit virus in de geproduceerde celinsluitsels, vooral wat betreft de sterke vergroting der nucleodi en bij E178 bovendien door de opvallende uitstaande kristalnaalden in de celkern. Ook zijn de eerste drie isolaten duidelijk minder pathogeen voorPhaseolus-bonen (Fig. 1) dan de bonemozaïkstam en de erwtegeelmozaïekstam van het BYMV. Op deze plantesoort doet Kow14 slecht een gering aanal lokale vlekken ontstaan. Verder wordenNicotiana-soorten gemakkelijker door de drie isolaten aangetast (Fig. 2 en Tabel 1). Deze laatste worden ook niet veroorzaakt door de erwtenecrosestam van het BYMV, hoewel ook deze vrij gemakkelijkNicotiana-soorten aantast (o.a. het nu in de serologieproef gebruikte isolaat E221).Serologisch zijn PNV-E178 en E242 nauw aan elkaar verwant en zijn beide minder nauw verwant aan B25 (Tabel 2). Kow14 neemt serologisch een tussenpositie in, hoewel dit isolaat in biologisch opzicht meer een uiterste is omdat het nauwelijks infectieus is voorPhaseolus-bonen.E242, en hoewel minder verwant, ook Kow14, worden nu beschouwd als stammen van het erwtenecrosevirus (Tabel 3). Dit virus is weliswaar vrij nauw verwant aan het bonescherpmozaïekvirus, maar niet nauwer dan het bonerolmozaïekvirus, het erwterolmozaïkvirus, het nerfvergelingsvirus van klaver en enkele andere leden van de aardappelvirus-Y-groep.Het klaarblijkelijk on tbreken van shcerpe grenzen tussen de verschillende taxonomische eenheden leidt onvermijdelijk tot moeilijkheden bij de beschrijving en herkenning van intermediatire isolaten(tussenvormen).Guestworker from February through May 1, as afellow of the Netherlands Ministry of Education, research plant virologist of the Institute for Plant Protection, Budaperst, Hungary.  相似文献   

2.
Three new legume diseases in The Netherlands are described:Wisteria vein mosaic, pea necrosis, and pea leafroll mosaic. In particle size and morphology and in host reaction the virus isolates resembled bean yellow mosaic virus (BYMV), but they were readily distinguishable in several test plants.In recent years several new legume viruses related to BYMV and bean common mosaic virus have been described. Besides, more and move viruses of the potato virus Y group are proving to be naturally infectious to legumes, e.g. lettuce mosaic virus, beet mosaic virus, watermelon mosaic virus, and even turnip mosaic virus, all of which are somehow related to BYMV. To investigate the nature and degree of these relationships, the virus isolates causing the three new legume diseases were compared with a normal strain of BYMV and with pea mosaic virus, clover yellow vein virus, cowpea aphidborne mosaic virus, two isolates of beet mosaic virus, and lettuce mosaic virus.They were all found to have several hosts and symptoms in common. The differences observed showed a range of gradations only. Unexpectedly, BYMV was found to infect 17 out of 20 non-legumes tested. TheWisteria isolate and lettuce mosaic virus did not produce inclusion bodies, whereas all others did. Often nucleoli were very much enlarged or contained crystals. The pea necrosis isolate produced many nucleoar crystalline needles.Cross-protection tests were of little help in determining mutual relationships.Antisera prepared against theWisteria isolate, the pea necrosis isolate, and BYMV, and an antiserum against bean common mosaic virus, revealed definite relationships, but also substantial differences.By using the electron microscope the three new isolates were indistinguishable from BYMV, whereas the particle lengths of two isolates of beet mosaic virus were considerably shorter. The isolate of pea mosaic virus had much longer (840 m) and more rigid particles.Thus, the more that known viruses are studied in detail, and the more new viruses and strains are described, the more borderlines supposed to exist between the different viruses of a morphological group disappear. The fading away of biological borderlines as described here, throws new light on the intergrading serological relationships between viruses of a morphological group as reported in the literature. Thus, extreme variation of viruses may make it impossible to define a species concept for viruses. Borderlines have to be drawn arbitrarily. The incitants ofWisteria vein mosaic, pea necrosis, and pea leafroll mosaic are here considered different viruses, although closely related to bean yellow mosaic and bean common mosaic viruses.Samenvatting Drie nieuwe in Nederland voorkomende ziekten van vlinderbloemigen worden beschreven, te wetenWisteria-nerfmozaïek, dat vrij algemeen bij de sierplant blauwe regen voorkomt (Fig. 1), erwtenecrose, slechts éénmaal geconstateerd (Fig. 2), en een met zaad overgaand, waarschijnlijk niet zeldzaam erwterolmozaïek (Fig. 3). In deeltjesgrootte en-vorm leken de betrokken virusisolaten op bonescherpmozaïekvirus, maar ze konden in verscheidene toetsplanten gemakkelijk worden onderscheiden.In de laatste jaren zijn talrijke nieuwe virussen van vlinderbloemigen beschreven die verwant zijn aan het bonescherpmozaïekvirus en het bonerolmozaïekvirus (Table 1). Bovendien blijkt dat een toenemend aantal virussen uit de aardappel-Y-virusgroep, zoals slamozaïekvirus, bietemozaïekvirus, watermeloenemozaïekvirus en zelfs een knollemozaïekvirus (turnip mosaic virus), in staat is onder natuurlijke omstandigheden vlinderbloemigen aan te tasten. Op de een of andere wijze zijn al deze virussen verwant aan het bonescherpmozaïekvirus. Om een inzicht te krijgen in de aard en mate van deze verwantschappen zijn de drie nieuw ontdekte isolaten vergeleken met een normale stam van het bonescherpmozaïekvirus en met erwtemozaïekvirus en verder met clover yellow vein virus, cowpea aphid-borne mosaic virus, twee isolaten van het bietemozaïekvirus en slamozaïekvirus (Tabel 2). Ze bleken alle ettelijke waardplanten en symptomen gemeen te hebben (Tabel 3, Fig. 4–14), waaronder erwte- en bonerassen (Tabel 4 en 5). Onderlinge verschillen waren slechts van graduele aard. Talrijke niet-vlinderbloemigen reageerden op de te identificeren isolaten, vooral op het erwtenecrosevirus (o.a. Fig. 13). Geheel onverwacht werd gevonden dat zelfs de normale stam van het bonescherpmozaïekvirus 17 van de 20 getoetste niet-vlinderbloemigen kon infecteren. Met moeite ging het virus lokaal over op biet, en spinazie werd zelfs systemisch geïnfecteerd. Bij nader inzien blijken in de literatuur meer verspreide meldingen van infectie van niet-vlinderbloemigen voor te komen (Tabel 12). De vorming van celinsluitsels en zelfs van vergrotingen van de nucleolus is niet beperkt tot bonescherpmozaïekvirus en tabaks-etsvirus, een andere vertegenwoordiger uit de Y-virusgroep. Ze werden alleen niet gevonden bij hetWisteria-virus en bij slamozaïekvirus. Het erwtenecrosevirus veroorzaakte vergrote en zeer opvallend van talrijke naalden voorziene nucleoli.Gegevens uit de literatuur en uit dit onderzoek over het niet vatbaar zijn van bepaalde plantesoorten zijn van betrekkelijke waarde, omdat de resultaten afhankelijk zijn vanhet ras of type van de getoetste plantesoort en de omstandigheden, alsmede van de kwaliteit van het inoculum en van de combinatie donor-acceptor (virusbrontoetsplant) (Tabel 6).De gevonden verschillen in bestendigheid van het infectievermogen in uitgeperst sap waren voor enkele isolaten slechts gering (Tabel 7). Premunitieproeven bleken nauwelijks te helpen bij het bepalen van onderlinge verwantschappen (Tabel 8 en 12).De in samenwerking met de heer D. Z. Maat bereide antisera tegen de isolaten uitWisteria en necrotische erwt en de normale stam van het bonescherpmozaïekvirus, alsmede een beschikbaar antiserum tegen bonerolmozaïekvirus toonden het bestaan van duidelijke verwantschappen, maar ook van niet geringe verschillen aan (Tabel 9).In de elektronenmicroscoop waren de drie nieuwe virusisolaten niet van bonescherpmozaïekvirus te onderscheiden terwijl beide isolaten van bietemozaïekvirus belangrijk korter waren (Tabel 10). Merkwaardigerwijs had het erwtemozaïekisolaat vrijwel rechte deeltjes van aanzienlijk grotere lengte (840 m).Uit dit onderzoek en uit gegevens uit de literatuur kan worden geconcludeerd dat naarmate de bekende virussen meer in detail worden bestudeerd en meer nieuwe virussen en virustammen worden beschreven de grenzen die men lange tijd veronderstelde te bestaan tussen verschillende virussen van een morfologische groep geleidelijk vervagen. Het hier vooral beschreven vervagen van biologische grenzen werpt nieuw licht op het reeds langer bekende bestaan van graduele serologische verwantschappen tussen virussen van een morfologische groep. Hiermee zitten we midden in het probleem van de variabiliteit van de virussen dat ook geldt voor de meer intrinsieke viruseigenschappen. De laatste zijn overigens ook al van betrekkelijke waarde voor de identificatie van virussen, omdat slechts een deel van de totale hoeveelheid genetische informatie van invloed is op deeltjesvorm, deeltjesgrootte en serologische eigenschappen. Biologische eigenschappen zullen daarom van waarde blijven voor de identificatie van virussen.Virussen schijnen zich overwegend of uitsluitend ongeslachtelijk te vermeerderen of vermeerderd te worden. Daardoor kan iedere mutant, indien ontstaan of terechtgekomen onder selectieve omstandigheden leiden tot een nieuw biotype. Door de enorme variabiliteit der virussen zal het vermoedelijk onmogelijk zijn ooit een soortsbegrip voor virussen te omschrijven. Toch moeten uit praktische overwegingen kunstmatige grenzen worden getrokken. Daar de geconstateerde verschillen tussen de verwekkers van de drie nieuwe ziekten en het bonescherpmozaïekvirus niet onderdoen voor die tussen laatstgenoemd virus en bonerolmozaïekvirus en tussen de nauw aan tabaks-etsvirus verwante virussen, worden de nieuwe verwekkers als aparte virussen beschouwd, hoewel ze onderling en aan het bonescherpmozaïekvirus nauw verwant zijn.  相似文献   

3.
Seven isolates of pea seed-borne mosaic virus (PSbMV) were compared on selectedPisum sativum L. differentials and by microprecipitin and SDS-gel serology and particle length. All isolates were characterized by 750 nm particle-length modes and were closely related serologically, but some were readily distinguished onP. sativum differentials. Isolate distinctions were of the magnitude typical for virus strains. Differentials, diversePisum germplasm from U.S. Plant Introduction accessions, provided a practical means of PSbMV strain differentiation.Samenvatting Tussen 1966 en 1970 zijn in verschillende landen virussen gerapporteerd, die bij erwt met zaad overgaan, maar in verschillende opzichten leken te verschillen. Isolaten uit Japan en de USA bleken serologisch nauw aan elkaar verwant, zo niet identiek te zijn. Daarom werd de internationale naam pea seed-borne mosaic virus voorgesteld. In Nederland was het virus beschreven onder de naam erwterolmozaïekvirus.Zeven isolaten van het virus uit de USA, Japan, Tsjechoslowakije en Nederland zijn nader met elkaar vergeleken in reactie op geselecteerde differentiërende rassen van erwt (Pisum sativum) en op enkele andere plantessorten, en in serologische eigenschappen zowel als in deeltjeslengte.Serologisch waren de isolaten niet van elkaar te onderscheiden, wel echter van het verwante bonescherpmozaïekvirus. De voor alle vormen van het laatste virus onvatbare Perfection-type erwterassen bleken al eerder alle vatbaar te zijn voor het erwterolmozaïekvirus. Ook verschillen de isolaten niet in deeltjeslengte (750 nm).Bij toetsing in zes verschillende over de wereld verspreide laboratoria bleek de reactie van de differentiërende erwterassen te variëren van een snelle, de hele plant dodende necrose (groep I) tot onvatbaarheid (groep V). Ook tussen de virusisolaten bestonden kleine verschillen in reactie. Het Nederlandse isolaat E224 gedroeg zich opvallend mild. Ook in de, directe vergelijkingsproeven op enkele toetsplantesoorten bleken kleine biologische verschillen te bestaan. De geconstateerde verschillen overschrijden echter niet die tussen stammen van eenzelfde virus. Wellicht gaat het bij het optreden van necrose en van zwakke symptomen om genen die het vatbaarheidsgensbm modificeren.Contribution of the U.S. Department of Agriculture, Science and Education Administration, Agricultural Research, in cooperation with the Agricultural Experiment Station, Oregon State University, Corvallis. Technical Paper No. 5192, Oregon Agricultural Experiment Station.Mention of a trademark of proprietary product does not constitute a guarantee or warranty of the product by the U.S. Department of Agriculture and does not imply its approval to the exclusion of other products that may also be suitable.Authors are members of the International Working Group on Legume Viruses.  相似文献   

4.
A modified simple staining technique readily demonstrated inclusion bodies in cytoplasm and nucleoli. Large amounts of cytoplasmic granular inclusions and abnormal nucleoli were observed with bean yellow mosaic virus. One isolate caused nucleoli to sprout like yeast. With a related pea virus nucleoli were much enlarged and usually covered with radiating crystalline needles. Inclusions produced by clover yellow vein virus were like those of bean yellow mosaic virus but nucleoli were very much enlarged. With beet mosaic virus, granular cytoplasmic inclusions and enlarged and sprouting nucleoli were observed.Samenvatting Uit de literatuur blijkt van een toenemend aantal virussen uit de aardappel-Y-virusgroep dat ze in staat zijn insluitsels in het cytoplasma te veroorzaken. Tot dusver waren het tabaksetsvirus en het scherpmozaïekvirus van boon de enige plantevirussen waarvan bekend was dat ze microscopisch zichtbare kerninsluitsels doen ontstaan.Met een iets gewijzigde, zeer eenvoudige kleurmethode werden bij aantasting door scherpmozaïekvirus gemakkelijk en snel de grote hoeveelheden, uit de literatuur bekende, meestal korrelige, onregelmatig gevormde celinsluitsels in het cytoplasma van enkele plantesoorten gevonden. Bovendien waren de nucleoli meestal hoekig vergroot. Bij inoculatie met enkele isolaten van dit virus uit erwt leken de kernen echter normaal. Met twee andere werden soms kleine kristalletjes in de nucleolus aangetroffen of sproten de nucleoli gistachtig (Fig. 1).Een nog niet beschreven, maar verwant virus uit necrotische erwten deed slechts zelden granulaire insluitsels ontstaan, terwijl daarentegen de nucleoli sterk vergroot waren en dan meestal voorzien van merkwaardige, nog niet eerder in de literatuur vermelde uitstralende kristalnaalden (Fig. 2).De celinsluitsels veroorzaakt door clover yellow vein virus leken sterk op die ontstaan door infectie met het scherpmozaïekvirus van boon, maar de nucleoli waren zeer sterk vergroot (Fig. 3). Ook door het bietemozaïekvirus ontstonden granulaire insluitsels en sterk vergrote en vaak spruitende nucleoli (Fig. 4).  相似文献   

5.
The properties of two isolates of cowpea mosaic virus (CPMV), previously considered representing the yellow and the severe strains of CPMV are compared. The two isolates characteristically differ in host range, type of symptoms produced, serology, the ratio of the virus components as shown by the sedimentation pattern, and in thermal inactivation.Based on these differences, and earlier experiences on the genetic relationship among the two types of virus isolates, the severe and yellow strain isolates of CPMV, the authors tent to distinguish these as two different viruses. both members of the cowpea mosaic virus group.In view of taxonomical complications however, the two viruses may be kept together for the time being as two considerably differing strains of one virus.Samenvatting Agrawal (1964) heeft de eingenschappen van vijf verschillende isolaten van het cowpea-mozaïekvirus (CPMV) vergeleken en onderscheidde twee stammen: een gele, waartoe de isolaten Nig en Sb behoren en een severe, waartoe de isolaten Vu, Vs en Trinidad behoren.Nader onderzoek is verricht over het isolaat Nigeria (Nig) en het isolaat Vs, afkomstig uit Suriname, als vertegenwoordigers vas respectievelijk de gele en de severe stam.Het onderzoek toonde aan dat beide isolaten in waardplantenreeks, op een enkel karakteristiek verschil na sterk overeenkomen, maar dat de aard van symptomen op de meeste plantesoorten verschilt (Tabel 1). Onderzoek op de aanwezigheid van insluitsels in epidermisstrips van geïnfecteerde bladeren bracht géén verschil aan het licht tussen de twee isolaten. Bij iedere positieve reactie werd voor het isolaat Nig zowel als voor het isolaat Vs dezelfde amorfe structuren gevonden, die steeds tegen of rondom de kern lagen (Fig. 3).De serologische verwantschap tusen Nig en Vs is erg zwak. Beide hebben een sterke eigen, geheel verschillende, virus-specifieke antigene structuur. Een tweede antigene structuur is verantwoordelijk voor de geringe verwantschap (Fig. 1). Bij het bekijken van de sedimentatiepatronen in de analytische ultracentrifuge bleek dat de verhouding van midden- tot bodemcomponent voor Vs veel groter is dan voor Nig (Fig. 2).Het isolaat Vs bleek na 10 minuten verhitting bij 75°C niet meer tot infectie in staat te zin, terwijl Nig bij 80°C nog een goede infectie geeft.Op grond van deze verschillen en op grond van eerder gedaan onderzoek waarbij de genetische verwantschap van de twee isolaten is bestudeerd aan de hand van een vergelijking van de nucleotidenvolgorde van de beide RNA's met behulp van moleculaire hybridisatie (Van Kammen en Rezelman, 1972), ein met infactionsitetisproeven met mengsels van componenten van beide typen isolate (Van Kammen, 1968), lijkt het nauwelijks verantwoord de twee groepen isolaten van cowpea mozaïekvirus te blijven beschouwen als stammen van één virus.Wanneer echter op dit moment van de twee groepen virusisolaten twee verschillende virussen gemaakt worden, zou dat zeer vervelende nomenclatuur-problemen met zich meebrengen. Om zuiver praktische redenen kunnen de isolaten voorlopig beter nog als twee (zij het zeer verschillende) stammen van één virus beschouwd worden.Het lijkt echtet van groot belang om de betekenis die moleculaire hybridisatie kan hebben voor de classificatie van plantevirussen, nader uit te werken. Hetzelfde geldt voor de betekenis van kruisingsexperimenten, die gedaan kunnen worden met plantevirussen met een verdeeld genoom, waarvan de virussen van de cowpea mozaïekvirusgroep een voorbeeld zijn.  相似文献   

6.
Bean yellow mosaic virus, pea mosaic virus, lettuce mosaic virus, and potato virus YN were purified by homogenizing and clarifying infected leaves in a mixture of 0.1 M tris-thioglycollic acid buffer pH 9, carbon tetrachloride and chloroform, followed by differential centrifuging applying moderate centrifugal forces.Samenvatting Het bonescherpmozaïekvirus B25, het erwtemozaïekvirus E198, het slamozaïekvirus en het aardappelvirus YN konden worden gezuiverd door geïnfecteerde bladeren te vermalen in een mengsel van 0,1 M tris-thioglycolzuur pH 9, tetrachloorkoolstof en chloroform, en de geklaarde suspensie vervolgens differentiëel te centrifugeren bij matige centrifugaalkrachten.  相似文献   

7.
From bean plants (Phaseolus vulgaris) grown near Valencia, Spain, a virus was isolated that is easily transmitted by sap and by leaf contact to beans and 23 of 37 other plant species tested. In most species symptoms were mild or absent. Symptoms in bean could be easily confused with those of bean common mosaic virus, but were usually mild and diseased plants often recovered. All bean cultivars tested were susceptible. One of twelve varieties investigated showed 7% seed transmission. Seed remained infective after 27 months of storage. Two antisera (titre 64) were prepared against purified, formalin-treated virus. Serologically the virus was found to be closely related to normal cucumber mosaic virus and hardly or not to the chrysanthemum aspermy virus. This shows that it differs from peanut stunt virus which is known to cause a severe disease in beans in the USA.Partial masking of symptoms, high infectivity, wide host range and seed transmission make the virus potentially important to bean cultivation.Samenvatting Uit boneplanten, geteeld in de buurt van Valencia, Spanje, werd een virus geïsoleerd dat met sap gemakkelijk overgaat op bonen en 23 andere van de 37 getoetste plantesoorten (Tabel 1). In de meeste soorten waren de symptomen zwak of zelfs afwezig.De verschijnselen in boon konden gemakkelijk worden verward met die van het bonerolmozaïekvirus (Fig. 1), maar ze waren meestal zwak, terwijl de geïnfecteerde planten zich doorgaans min of meer herstelden. Alle 26 getoetste bonerassen (o.a. Tabel 2) bleken vatbaar te zijn.Bij boon ging het virus door aanraking met de vingers of aan een doekje over, ook wanneer na aanraking van de zieke plant 5 minuten werd gewacht alvorens een gezonde aan te raken. Na 15 minuten wachten kon evenwel geen virusoverdracht meer worden aangetoond. Door wassen met alleen water, of met water en zeep, bleken de handen gemakkelijk van virus te reinigen. In één van de 12 hierop onderzochte bonerassen bleek het virus met zaad over te gaan (7%). Het zaad was nog geïnfecteerd toen het opnieuw werd getoetst na bewaring gedurende 27 maanden.De verdunningsgrens van het virus lag bij 100.000, de inactiveringstemperatuur bij ongeveer 60°C en de houdbaarheid in vitro bij 24 uur.InNicotiana glutinosa beschermde het virus tegen latere infectie met de gele stam van het komkommermozaïekvirus.In hakselpreparaten van geïnfecteerde planten waren de virusdeeltjes slechts met moeite aantoonbaar (Fig. 2). Gezuiverde, met formaline behandelde preparaten bleken echter veel, ongeveer 30 nm grote deeltjes te bevatten (Fig. 3).Tegen gedeeltelijk gezuiverde, met formaline gefixeerde preparaten werden twee antisera met een titer van 64 gemaakt. Serologisch bleek het virus nauw verwant te zijn aan het normale komkommermozaïekvirus en nauwelijks of niet aan het chrysante-aspermievirus (Tabel 3). Het verschilt daarom van het peanut stunt virus, waarvan bekend is dat het in de USA een ernstige ziekte in boon kan veroorzaken.Gedeeltelijke symptoommaskering, hoog infectievermogen, uitgebreide waard-plantenreeks en overgang met zaad doen het virus voor de boneteelt van potentiële betekenis zijn.  相似文献   

8.
From pea plants (Pisum sativum) with necrotic stem streaking a virus (E207) was isolated and readily transmitted by sap to all 30 pea cultivars tested. In most of these infection was latent.Trijolium incarnatum, T. repens andVicia faba sometimes reacted with systemic symptoms. Local lesions were rarely formed in twoChenopodium spp.,Phaseolus vulgaris andV. faba and more often inC. album, C. amaranticolor, C. quinoa andGomphrena globosa. The other 6 hosts of the 32 plant species tested in total did not produce symptoms.Pea Koroza andV. faba Compacta reacted differentially to the virus and to two strains of red clover vein mosaic virus (RCVMV: RK31 and P42) and to Wisconsin pea streak virus (WPSV) used for comparison.Its ageing in vitro was 3–5 days, thermal inactivation point 60–65°C and dilution end-point 103–104. The virus was inefficiently transmitted in the non-persistent manner byAcyrthosiphon pisum andAphis fabae.In cross-protection tests the virus was found to be closely related to the two strains of RCVMV, but not to WPSV. The latter two viruses proved to be distantly related.The four virus isolates were purified from pea by clarification with diethyl ether and carbon tetrachloride, followed by differential centrifugation and sucrose-gradient centrifugation in a zonal rotor. Sedimentation coefficients were 156 for E207, 159 for RCVMV-RK31, 163 for RCVMV-P42 and 160 for WPSV. E207 and WPSV were more stable than RK31 and P42.Serologically E207 could not be distinguished from both strains of RCVMV, whereas it differed considerably from WPSV, potato virus S and chrysanthemum virus B.In crude sap of pea plants, E207 and WPSV occurred in extremely high concentration and could be rapidly diagnosed with the electron microscope. They could easily be distinguished in particle length (circa 670 and 630 nm, respectively), even in mixed preparations. RK31 and P42 occurred in much lower concentrations, but were indistinguishable from E207 in particle lengths.It is concluded that E207 is a new highly deviating strain of RCVMV. The results obtained here further support the distinction between the red clover vein mosaic virus and pea streak virus.Samenvatting Uit erweteplanten met oppervlakkige stengelnecrose (Fig. 1) werd een gemakkelijk met sap overgaand virus (code E207) geïsoleerd dat alle 30 getoetste erwterassen kon aantasten en daarin dan in hoge concentratie maar meestal latent voorkwam.Het onderzoek werd bemoeilijkt door het ontbreken van een betrouwbare lokalelesie-toetsplant.Slechts 18 van de 32 getoetste plantesoorten bleken vatbaar te zijn (Tabel 1); uit slechts 7 daarvan kon het virus in de niet-geïnoculeerde bladeren worden aangetoond, echter in de meeste gevallen slechts zo nu en dan. Slechts enkele erwterassen, w.o. Koroza, reageerden met systemische verschijnselen (Fig. 1 en 2) en soms ookTrifolium incarnatum, T. repens enVicia faba. Zelden ontstonden lokale symptomen in enkeleChenopodium-soorten,Phaseolus vulgaris, Tetragonia expansa enVicia faba. Vrij vaak, maar onbetrouwbaar werden lokale lesies gevormd inChenopodium album, C. amaranticolor, C. quinoa (Fig. 6) enGomphrena globosa.Het virus werd in verschillende opzichten vergeleken met 2 stammen (RK31 en P42) van het nerfmozaïekvirus van rode klaver (RCVMV) (Fig. 3, Tabel 2) en met Wisconsin pea streak vi us (WPSV, Fig. 4), de twee op vlinderbloemigen voorkomende vertegenwoordigers uit de aardappelvirus-S-groep. Erwten reageerden differentiërend op de vier virusisolaten (Fig. 1, 3 en 4).Vicia faba Compacta vormde lokale lesies met RK31 en P42, en reeds na enkele dagen met WPSV (Fig. 5: A, B, C.) en vertoonde daarna systemische symptomen (Fig. 5: D, E, F).Het virus werd geïnactiveerd in uitgeperst sap bij bewaring tussen 3–5 dagen, bij warmtebehandeling tussen 60 en 65°C, bij verdunning tussen 1000 en 10.000. Hierin komt het overeen met de meeste leden van de aardappelvirus-S-groep.Overdracht doorAcyrthosiphon pisum enAphis fabae op non-persistente wijze leek weinig efficiënt.E207 beschermde erwteplanten nagenoeg volledig tegen de beide RCVMV-stammen maar niet tegen WPSV. RK31 beschermde voorts in zekere mate tegen P42 en er was slechts een zeer zwakke onderlinge bescherming tussen RK31 en P42 enerzijds en WPSV anderzijds (Fig. 7).Zuivering vond in het algemeen plaats d.m.v. klaring met ether en tetrachloorkoolstof gevolgd door differentiële centrifugering en centrifugeren in een suikergradiënt in een zone-rotor (Fig. 9). Het nieuwe erwtevirus leverde fraaie preparaten op (Fig. 8). In de analytische ultracentrifuge werden de volgende sedimentatie-coëfficienten bepaald: E207, 156; RCVMV-RK31, 159; RCVMV-P42, 163; WPSV, 160.Bereide antisera hadden een titer van respectievelijk 4096 (E207), 1024 (RCVMV-RK31) en 4096 (WPSV). Met deze antisera werd een vrijwel volledige serologische gelijkheid van E207 en de beide stammen van RCVMV aangetoond, terwijl het duidelijk verschilde van WPSV, aardappelvirus S (PVS) en chrysantevirus B (CVB) (Tabel 4).Elektronenmicroscopisch zijn E207 en WPSV beide in ruw sap gemakkelijk aantoonbaar (Fig. 10) en komen in zeer hoge concentraties voor, RK31 en P42 echter in geringe hoeveelheden. E207 en beide RCVMV-vormen verschillen niet duidelijk in lengte (gemiddeld 670 nm), terwijl WPSV aanzienlijk korter is (ongeveer 630 nm) (Tabel 5). Het laatste kan zelfs in mengpreparaten gemakkelijk worden onderscheiden (Fig. 11).Op grond van de verkregen gegevens (Tabel 6), vooral van premunitie, serologie en deeltjeslengte, moet worden geconcludeerd dat E207 een, weliswaar zeer afwijkende, stam van het nerfmozaïekvirus van rode klaver is.In the literatuur bestaat er nog steeds veel verwarring rond de relatie nerfmozaïekvirus van rode klaver en erwtestrepenvirus (pea streak virus). De hier verkregen resultaten dragen bij tot een verdere differentiatie tussen de twee virussen.Potentieel betekent de nieuwe stam van het nerfmozaïekvirus in rode klaver een gevaar door zijn latente wijze van voorkomen en het de aandacht ontsnappen bij het op de conventionele wijze toetsen van erwtemonsters met indicatorplanten. Elektronenmicroscopie is hier een zeer waardevolle toetsmethode.Guest worker from June 1968 through January 1969 as a fellow of the International Agricultural Centre, Wageningen  相似文献   

9.
The buoyant densities of bean yellow mosaic virus (BYMV) B25, pea mosaic virus (PMV) E198, lettuce mosaic virus (LMV), and potato virus YN (PVYN) were 1.318, 1.321, 1.330, and 1.326 g/ml, respectively. Their S values were 143, 140, 143, and 145 S. The particle morphology of BYMV B25, PMV E198, and LMV could reversibly be changed by magnesium ions. PVYN particles were broken in the presence of magnesium ions. The molecular weight of the coat protein subunit of the four viruses was 34,000 daltons. In many preparations also a 28,000 daltons component was present. This must be considered to be a breakdown product, derived from the 34,000 daltons component by proteolytic activity.Samenvatting De zweefdichtheden van het bonescherpmozaiekvirus (BYMV) B25, het erwtemozaiekvirus (PMV) E198, het slamozaïekvirus (LMV) en het aardappelvirus YN (PVYN) bedroegen respectievelijk 1,318, 1,321, 1,330 en 1,326 g/ml. Hun sedimentatiecoëfficiënten waren 143, 140, 143 en 145 S. De deeltjesvorm van BYMV B25, PMV E198 en LMV kon reversibel worden veranderd door toevoeging en verwijdering van magnesium-ionen. Deze induceerden het optreden van breuken in de deeltjes van PVYN. Het molecuulgewicht van de manteleiwiteenheid van de vier virussen bedroeg 34.000 daltons. In veel preparaten was bovendien een component van 28.000 daltons aanwezig. Deze moet worden beschouwd, als een proteolytisch afbraakprodukt dat ontstaat uit de component van 34.000 daltons.  相似文献   

10.
InNerine sarniensis as well as inN. manselli PVX-type virus particles were detected. The virus ofN. sarniensis could not be transmitted toGomphrena globosa, Chenopodium amaranticolor, andNicotiana clevelandii, and only incidentally toC. quinoa, in which it multiplied poorly. The virus had an average particle length of 541 nm and was serologically distantly related to clover yellow mosaic virus (C1YMV). It will be namedNerine virus X (NVX).The virus ofN. manselli could easily be transmitted toG. globosa, C. amaranticolor, C. quinoa, andN. clevelandii. The average particle length measured was 554 nm. It is serologically distantly related to PVX, and very closely to narcissus mosaic virus (NaMV). It will be considered as a strain of NaMV.With their homologous antisera both viruses could be detected in clarified extracts of leaves and flowers of their respectiveNerine hosts, applying the micro-precipitin test.Samenvatting De teelt vanNerine als snijbloem maakt in Nederland snel opgang. Dit bolgewas vertoont dikwijls symptomen, die aan virusbesmetting doen denken. In twee soorten,Nerine sarniensis enNerine manselli, werden met behulp van de elektronenmicroscoop virusachtige deeltjes aangetroffen, die wat hun lengte betreft overeenkomen met die van virussen behorend tot de aardappelvirus-X-groep.Het virus vanN. sarniensis kon niet mechanisch worden overgebracht naarGomphrena globosa, Chenopodium amaranticolor enNicotiana clevelandii en slechts met moeite naarC. quinoa, waarin het zich echter slecht vermeerderde. Ook kon het worden aangetoond in enkele zaailingen vanNerine bowdenii, die vier maanden tevoren met een gezuiverd preparaat van het virus waren geïnoculeerd. Serologisch verschilde dit virus duidelijk van het aardappelvirus X (PVX), het aardappelaucubamozaïekvirus, het witte-klavermozaïekvirus, het papajamozaïekvirus, het cactusvirus X, hetCymbidium-mozaïekvirus en het narcissemozaïekvirus (NaMV), terwijl het slechts een geringe verwantschap vertoont met het klaverscherpmozaïekvirus (Tabel 1). Voor het virus werd een gemiddelde deeltjeslengte van 541 nm gemeten (Tabel 2; Fig. 1.) Waarschijnlijk is het een nieuw virus, behorend tot de aardappelvirus-X-groep. Het wordt nuNerine-virus X genoemd.Het virus uitN. manselli bleek vrij gemakkelijk (met behulp van gezuiverde preparaten) over te brengen naarG. globosa, C. amaranticolor, C. quinoa enN. clevelandii.Serologisch bleek dit virus nauw verwant aan het NaMV, terwijl ook een geringe verwantschap met het PVX werd gevonden (Tabel 1). De gemiddelde deeltjeslengte was 554 nm (Tabel 2). Dit virus wordt beschouwd als een stam van het NaMV.Beide virussen konden met hun eigen antisera worden aangetoond in geklaarde blad- en bloemextracten vanNerine met behulp van de micro-precipitatietoets.  相似文献   

11.
Samenvatting De bruikbaarheid van een door inwerking van salpeterigzuur verkregen, symptoomloze mutant van het tabaksmozaïekvirus (TMV) is gebleken uit een volledige bescherming van planten tegen een infectie met andere stammen van het virus en uit bevredigende proefresultaten onder praktijkomstandigheden. Het probleem doet zich voor dat de mutant in feite deel uitmaakt van een stammenmengsel, waarbinnen de verhoudingen echter ten gunste van de mutant zijn te beïnvloeden.Stationed at the Glasshouse Crops Research and Experiment Station, Naaldwijk, the Netherlands.  相似文献   

12.
A slightly modified procedure for purifying pea enation mosaic virus (PEMV) is described. Essential features are the adding of Mg++ ions to the extraction buffer and the use of polyethylene glycol for concentrating the virus; Mg++ ions seem to protect virus infectivity. Both components of PEMV were found to be infectious. The infectivity of each component in its band on a sucrose gradient was directly proportional to its optical density. The infectivity was not enhanced when both components were simultaneously inoculated ontoChenopodium album. It is concluded that each component carries a complete genome of the virus.Samenvatting Een methode, die was beschreven om erwte-enatiemozaïekvirus (PEMV) te zuiveren, werd gewijzigd. De toevoeging van Mg++-ionen bleek gunstig te zijn voor de zuiverheid van het preparaat en voor de infectiositeit van het virus. Het virus kan met polyethyleenglycol worden geconcentreerd zonder dat NaCl behoeft te worden toegevoegd.Gezuiverde preparaten van PEMV bestaan uit twee componenten met sedimentatiecoëfficienten van 107 en 96 S (Fig. 1). Beide componenten bleken na zuivering infectieus te zijn (Tabel 4). Bij scheiding van de componenten op een suikergradiënt waren de optische dichtheid en de infectiositeit van beide componenten op gelijke wijze over de gevormde zones verdeeld (Fig. 2). Bovendien bleek dat de infectiositeit van beide componenten niet kon worden verhoogd door toevoeging van de een aan de ander (Tabel 5).Wanneer het virus op een CsCl-gradiënt werd gecentrifugeerd werd alleen de bodemcomponent teruggevonden. Deze bleek infectieus te zijn. De topcomponent wordt waarschijnlijk vernietigd door CsCl.In de agargeldiffusietoets bleek het virus-antigeen homogeen te zijn. Het virus viel in twee componenten uiteen bij immuno-elektroforese. Mogelijk is dit te verklaren door het bestaan van twee centrifugale componenten.The senior author was a visiting research worker from March 1965 till May 1967.  相似文献   

13.
A virus isoaate obtained from red clover in the Netherlands in 1957 has been identified as red clover mottle virus by means of host reaction studies, electron microscopy and serology. This isolate is considered to be a separate strain, however, on the basis of clear differences in severity of symptoms in broad bean, pea and red clover plants and especially of qualitative serological differences between this isolate and the English type strain. The virus produces granular inclusion bodies in artificially infected pea plants. It is especially distinguished from other legume viruses described so far by its reaction in broad bean, pea, and red clover plants. A discussion is given of its distant relationship to cowpea mosaic virus. This is the first report of the occurrence of the red clover mottle virus outside England. At present the virus appears to be of no economic importance in the Netherlands.Samenvatting Aangetoond kon worden dat een in 1957 in Nederland uit rode klaver geïsoleerd virus op grond van waardplantreacties (Fig. 1, 2, 3 en 5), elektronenmicroscopie (Fig. 6) en serologie overeenkomt met het in 1960 doorSinha in Engeland beschreven red clover mottle virus. Hiervoor wordt thans de Nederlandse naam vlekkerigheidsvirus van rode klaver ingevoerd. De Nederlandse isolatie moet echter worden beschouwd als een aparte stam van het virus op grond van geconstateerde duidelijke verschillen in hevigheid van de symptomen veroorzaakt in rode klaver (Fig. 1), erwt en tuinboon en vooral op grond van een in kruisreactie-en kruisverzadigingsproeven gevonden kwalitatief serologisch verschil (Tabel 1).Het virus doet in kunstmatig geïnfecteerde erwteplanten granulaire celinsluitsels ontstaan (fig. 4). Het is gemakkelijk van andere, tot dusver beschreven virussen van vlinderbloemigen te onderscheiden op grond van de in de reeds genoemde plantesoorten opgewekte verschijnselen en het onvermogen om komkommer en tabakssoorten te infecteren. Daar het volgens onderzoek vanAgrawal & Maat (1964) een verre verwantschep met het o.a. in Suriname voorkomende mozaïekvirus vanVigna (cowpea mosaic virus) vertoont, wordt het vermoedelijk niet door bladluizen, maar door bladhaantjes of aardvlooien overgebracht.Het virus is op dit moment in Nederland niet van praktische betekenis.  相似文献   

14.
One of the faba bean viruses found in West Asia and North Africa was identified as broad bean mottle virus (BBMV) by host reactions, particle morphology and size, serology, and granular, often vesiculated cytoplasmic inclusions. Detailed research on four isolates, one each from Morocco, Tunisia, Sudan and Syria, provided new information on the virus.The isolates, though indistinguishable in ELISA or gel-diffusion tests, differed slightly in host range and symptoms. Twenty-one species (12 legumes and 9 non-legumes) out of 27 tested were systemically infected, and 14 of these by all four isolates. Infection in several species was symptomless, but major legumes such as chickpea, lentil and especially pea, suffered severely from infection. All 23 genotypes of faba bean, 2 of chickpea, 4 of lentil, 11 out of 21 ofPhaseolus bean, and 16 out of 17 of pea were systemically sensitive to the virus. Twelve plant species were found to be new potential hosts and cucumber a new local-lesion test plant of the virus.BBMV particles occurred in faba bean plants in very high concentrations and seed transmission in this species (1.37%) was confirmed.An isolate from Syria was purified and two antisera were produced, one of which was used in ELISA to detect BBMV in faba bean field samples. Two hundred and three out of the 789 samples with symptoms suggestive of virus infection collected in 1985, 1986 and 1987, were found infected with BBMV: 4 out of 70 (4/70) tested samples from Egypt, 0/44 from Lebanon, 1/15 from Morocco, 46/254 from Sudan, 72/269 from Syria and 80/137 from Tunisia. This is the first report on its occurrence in Egypt, Syria and Tunisia. The virus is a potential threat to crop improvement in the region.Samenvatting Eén van de in West-Azië en Noord-Afrika in faba-boon aangetroffen virussen werd geïdentificeerd als het tuinbonevlekkenvirus (broad bean mottle virus) op grond van waardplantreacties, deeltjesvorm en-grootte, serologische eigenschappen en granulaire, vaak gevacuoliseerde celinsluitsels. Verder onderzoek aan vier isolaten uit respectievelijk Marokko, Tunesië, Soedan en Syrië verschafte nieuwe informatie, over het virus.De in ELISA of gel-diffusietoetsen serologisch niet te onderscheiden isolaten verschilden enigszins in waardplantenreeks en symptomen. Van 27 getoetste plantesoorten werden 21 systemisch geïnfecteerd (12 vlinderbloemigen, en 9 niet-vlinderbloemigen) waarvan 14 door alle vier isolaten. In vele ervan was de infectie symptoomloos, maar belangrijke als gewas geteelde vlinderbloemigen, zoals erwt, linzen en kekererwt, leden ernstig onder aantasting. Alle 23 getoetste faba-boongenotypen, beide van kekererwt, alle vier van linzen, 11 van de 21 getoetste vanPhaseolus-boon en 16 van de 17 van erwt bleken systemisch gevoelig voor het virus. Twaalf plantesoorten, bleken nieuwe potentiële waardplanten en komkommer een nieuwe lokale-lesietoetsplant voor het virus te zijn.In faba-boneplanten kwam, het virus in hoge concentratie voor en overdracht met zaad (1.37%) in deze soort kon worden bevestigd.Een Syrisch isolaat werd gezuiverd en twee antisera werden bereid, waarvan één werd gebruikt voor de detectie van het virus in te velde verzamelde monsters. Van 789 in 1985 tot en met 1987 verzamelde bladmonsters, met symptomen die deden denken aan virusinfectie, bleken 203 het virus te bevatten en wel 4 van de 70 (4/70) uit Egypte, 0/44 uit Libanon, 1/15 uit Marokko, 46/254 uit Soedan, 72/269 uit Syrië en 80/137 uit Tunesië. Het virus was nog niet eerder aangetoond in Egypte, Syrië en Tunesië.De grote verbreiding, grote kunstmatige waardplantenreeks, overdracht met zaad, en pathogeniteit voor een aantal belangrijke vlinderbloemige gewassen maken het virus tot een potentiële bedreiging van de programma's tot verbetering van de teelt van de bedoelde gewassen in het betrokken gebied.  相似文献   

15.
A virus isolated from apple and pear, and coded GE36, was purified from sap ofChenopodium quinoa by bentonite clarification followed by differential centrifugation and rate-zonal centrifugation on a sucrose gradient in a zonal rotor. Infectious fractions contained spherical virus-like particles. An antiserum with a titer of 64 was prepared. No serological relation was found with 22 known spherical viruses and alfalfa mosaic virus. GE36 virus differs from any other sap-transmissible virus from apple and pear previously described.Samenvatting Proeven werden uitgevoerd om te komen tot een nadere identificatie van het eerder door van der Meer (1968) geïsoleerde GE36 virus. Deze proeven hadden voornamelijk betrekking op de zuivering en de serologie. Voor vermeerdering van het virus werdChenopodium quinoa gebruikt. In ruw sap van deze planten, 1 op 10 verdund met 0,2 M buffers, verloor het virus zijn infectievermogen reeds binnen 24 uur. Werd het sap 1 op 10 verdund met 0,02 M buffers of met gedestilleerd water, dan bleef het virus aanmerkelijk langer infectieus (Tabel 1 en 2).Een goede klaring van het sap met behoud van infectievermogen kon worden verkregen door toevoeging van een bepaalde hoeveelheid van een 1% bentoniet-suspensie gevolgd door centrifugering bij laag toerental van het mengsel (Tabel 3). Bovendien bleek het aantal vlekjes bij inoculatie opPhaseolus vulgaris door toevoeging van bentoniet sterk toe te nemen (Tabel 4).Het virus kon worden geconcentreerd door ultracentrifugeren. Werden voorgezuiverde en geconcentreerde preparaten van gezonde en zieke planten vanC. quinoa vergeleken door middel van centrifugeren op een suikergradiënt in een zonerotor, dan bevatte het zieke materiaal twee componenten extra (Fig. 1). Deze waren infectieus en bevatten bolvormige virusachtige deeltjes (Fig. 2).Antiserum (titer 64), bereid tegen gezuiverde viruspreparaten, reageerde alleen met preparaten van zieke planten vanC. quinoa en niet met preparaten van gezonde planten. Antisera tegen 22 bekende bolvormige virussen en het luzernemozaïekvirus reageerden niet met GE36 virus. Het virus bleek niet identiek te zijn met enig ander reeds beschreven virus. Het cryptogram van GE36 is (*/* */*S/SS/*).  相似文献   

16.
Viral dieback of carrot, chervil, coriander, dill and wild Umbelliferae is described. Disease incidence in carrot crops grown for seed is often high but low in ware carrot. There is no secondary spread in carrot crops.The causal virus was identified as theAnthriscus strain of parsnip yellow fleck virus (PYFV) transmitted byCavariella aegopodii from cow parsley(Anthriscus sylvestris). Nicotiana benthamiana was practically indespensable for isolation of PYFV by sap transmission from plants with viral dieback.No immunity was found in 12 carrot cultivars or in wild carrot. Disease control with a systemic insecticide had limited effect.Carrot red leaf virus and carrot mottle virus were commonly found in carrot, but they did not cause dieback symptoms. Cucumber mosaic virus, parsnip mosaic virus and a virus resembling that of carrot yellow leaf were occasionally isolated from carrot. Symptoms due to mycoplasma were also observed.Samenvatting Bij de zaadteelt van peen is in ons land reeds lang een schadelijke, vroeg in het seizoen optredende instervingsziekte bekend als voorjaarsziekte of het zwart. Planten vallen op door necrose van jonge spruiten (insterving). Soms gaat meer dan de helft van het gewas verloren. Voor consumptie geteelde peen wordt echter nauwelijks aangetast. De ziekte is nu ook gevonden bij dille, kervel, koriander en wilde schermbloemigen.Uit zieke planten en ook vaak uit symptoomloze fluitekruidplanten werd een virus geïsoleerd waarmee de insterving kon worden gereproduceerd. Het werd herkend als de fluitekruid-(ofAnthriscus-)stam van pastinakegeelvlekvirus (PYFV) op grond van waardplanten, symptomen, serologie en overdracht doorCavariella aegopodii met als onmisbare helper hetAnthriscus-vergelingsvirus (AYV), dat ook in fluitekruid voorkomt. Het gebruik vanNicotiana benthamiana als toetsplant maakte isolatie uit planten met virusinsterving mogelijk. Voor de ziekte wordt nu de naam virusinsterving van schermbloemigen voorgesteld.Peenroodbladigheid veroorzaakt door peenroodbladvirus, dat meestal samengaat met peenvlekkenvirus, bleek ook algemeen voor te komen. Deze twee virussen spelen geen rol bij het veroorzaken van virusinsterving, zoals wel werd aangenomen. Beide ziekten zijn geheel verschillend in symptomatologie en epidemiologie. Incidenteel werden komkommermozaïekvirus, pastinakemozaïekvirus en een virus gelijkend op peengeelbladvirus in aangetroffen. Ook werd eenmaal een aan een mycoplasma toe te schrijven ziekte geconstateerd.Virusinsterving bleek epidemiologisch te kunnen worden verklaard door de massale jaarlijkse migratie vanC. aegopodii in het voorjaar, waarbij PYFV van fluitekruid naar peen en andere schermbloemigen wordt verspreid. Door onvatbaarheid van peen voor het helpervirus (AYV) treedt in dit gewas geen secundaire verspreiding op.In geen van 12 peenrassen en wilde peen werd resistentie aangetroffen. Toepassing van een systemisch insekticide bleek in eerder onderzoek slechts een beperkt effect te hebben. Peenzaadteelt in gebieden met minder bladluizen, zoals het noorden des lands, lijkt aan te bevelen, maar verder lijkt de ziekte niet te bestrijden.Work in partial fulfillment of requirements for master's training at Agricultural University, Wageningen  相似文献   

17.
Two modifications of ELISA and DIA were compared in relation to sensitivity of detection of two plant viruses and suitability for large-scale routine testing. DIA is a solid phase immuno assay like ELISA, in which the enzyme conjugate is replaced by a dye sol conjugate and substrate incubation is replaced by immediate dissolving of the dye molecules from the conjugate with an organic solvent. Sample and conjugate were incubated separately (ELISA 1, DIA 1) or simultaneously (ELISA 2, DIA 2). The seed-borne viruses viz. lettuce mosaic virus (LMV) and pea early-browning virus (PEBV) were subjected to the assays. DIA detected LMV in a purified extract ofNicotiana benthamiana. However, compounds present in crude virus-free and virus-containing plant extracts strongly interfered with DIA, necessitating adaptation of DIA to plant viruses in crude extracts.With the extracts of lettuce and pea seeds ELISA 2, in comparison with ELISA 1, resulted in equal (LMV) or slightly higher (PEBV) extinction values and in a higher ratio between extinction values of virus-containing and virus-free samples. The higher sensitivity of ELISA 2 in combination with its higher efficiency as a result of simultaneous sample and conjugate incubation, indicates the potential of this method for large-scale indexing.Samenvatting Twee modificaties van ELISA en DIA werden vergeleken met betrekking tot hun gevoeligheid voor het aantonen van twee plantevirussen en hun geschiktheid voor routinematige toepassing. DIA is een serologische toetsmethode die veel overeenkomst vertoont met ELISA, maar waarin het enzymconjugaat is vervangen door een conjugaat met gedispergeerde kleurstofdeeltjes en de incubatie met enzym-substraat door het direct oplossen van de kleurstofmoleculen van het conjugaat met een organisch oplosmiddel. Incubatie van monster en conjugaat vond zowel gescheiden (ELISA 1, DIA 1) als gelijktijdig (ELISA 2, DIA 2) plaats. Twee met zaad overgaande virussen, te weten slamozaïekvirus (LMV) en vroege-verbruiningsvirus van erwt (PEBV) werden bij het onderzoek betrokken. Met DIA kon LMV worden aangetoond in een gezuiverd extract vanNicotiana benthamiana. In ruwe planteëxtracten bleken echter stoffen voor te komen die in DIA sterke niet-specifieke reacties tot gevolg hadden. Verder onderzoek is dan ook noodzakelijk om DIA geschikt te maken voor het aantonen van plantevirussen in ruwe extracten van planten. Betere resultaten werden verkregen met de beide ELISA-modificaties. Met de extracten uit slazaad en erwtezaad gaf ELISA 2 vergelijkbare (LMV) of iets hogere (PEBV) extinctiewaarden dan ELISA 1. Bovendien was de verhouding tussen de extinctiewaarden van virusziek materiaal en die van virusvrij materiaal, bij ELISA 2 hoger dan bij ELISA 1. De grotere gevoeligheid van ELISA 2 en de grotere doelmatigheid ten gevolge van de gelijktijdige incubatie van monster en conjugaat duiden op de bijzondere geschiktheid van deze methode voor routinematige toepassing op grote schaal.  相似文献   

18.
A virus contaminating a culture of pea enation mosaic virus was isolated and studied. The virus, tentatively named pea symptomless virus (PSV), was not aphid-borne but was readily transmitted by sap inoculation of Amaranthaceae, Chenopodiaceae and Leguminosae. Purified preparations of PSV contained isometric particles 26 nm in diameter, which sedimented as three components with sedimentation coefficients of 55, 94 and 118S, respectively, and contained ribonucleic acid with a molar base content of G 22%, A 26%, C 17%, U 34%.PSV is a member of the cowpea mosaic group of plant viruses, is closely related to red clover mottle broad bean stain, and pea green mottle viruses, and protects plants against infection with red clover mottle virus. PSV, the viruses of broad bean stain, red clover mottle and pea green mottle, and possibly MF-virus, probably constitute a subgroup of the cowpea mosaic virus group and may even considered to be members of a single virus species.Samenvatting Een virus dat als verontreiniging voorkwam in een cultuur van het erwte-enatiemozaïekvirus werd geïsoleerd en bestudeerd. Het virus dat voorlopig met de naam pea symptomless virus (PSV) wordt aangeduid, gaat met sap over en wordt niet door de bladluizenMyzus persicae enAcyrthosiphon pisum overgedragen.Plantesoorten uit de families der Amaranthaceae, Chenopodiaceae en Leguminosae (Tabel 1) zijn vatbaar voor dit virus. Gezuiverde preparaten van PSV bevatten isometrische deeltjes met een diameter van 26 nm (Fig. 1) en bestonden uit drie fracties (met sedimentatieconstanten van 118,94 en 55S (Fig. 2). Voor de basenverhouding in het RNZ werd 22% guanine, 26% adenine, 17% cytosine en 34% uracil (Tabel 2) gevonden.Het beschreven virus is serologisch zeer nauw verwant met het rode-klavervlekkenvirus (RCMV) en wat minder verwant met andere leden van de cowpea mosaic virus (CPMV) groep, zoals het broad bean stain virus (BBSV), en pea green mottle virus (PGMV). De symptomen die PSV en RCMV veroorzaakten werden vergeleken (Tabel 1); RCMV veroorzaakte in alle gevallen heviger symptomen.PSV is in staat om erwteplanten volledig tegen RCMV te beschermen indien de planten 9 dagen van te voren met eerstgenoemd virus geïnoculeerd waren. De auteurs concluderen uit hun werk dat PSV met BBSV, PGMV en RCMV een sub-groep binnen de CPMV-groep vormen, waartoe ook het MF-virus dat in Frankrijk is gevonden, zou kunnen worden gerekend.  相似文献   

19.
Pathogenicity and symptom expression of seventeen described isolates of bean common mosaic virus (BCMV) and five previously unreported isolates were compared on many bean cultivars (Phaseolus vulgaris L.). From these cultivars, a standard set of differentials were assigned to nine groups with different disease reactions. The twenty-two virus isolates comprised seven strain (pathotype) groups, three of which were divided into two subgroups each. To promote international standardization in BCMV research, recommendations are given for test conditions and procedures, criteria for strain differentiation, and maintenance of differential cultivars and virus strains.Samenvatting Zeventien beschreven stammen van het bonerolmozaïekvirus en vijf niet geïdentificeerde isolaten (Tabel 1) werden bestudeerd op een uitgebreide reeks van toetsrassen. De meeste van deze toetsrassen waren in de literatuur als zodanig vermeld, maar door de desbetreffende onderzoekers waren vaak verschillende series toetsrassen gebruikt, hetgeen de onderlinge vergelijking van de stammen bemoeilijkte.De bedoeling van dit onderzoek was: vergelijking en indeling van de virusstammen, samenstelling van een standaard-toetsrassenserie en het ontwerpen en beschrijven van werden zowel in Wageningen als in Prosser, Washington, USA, uitgevoerd met dezelfde virusisolaten en dezelfde zaadmonsters van de toetsrassen.De toetsrassen konden op grond van hun differentiële reacties na inoculatie met de virusstammen worden ingedeeld in negen groepen. De rassen binnen een groep hebben hetzelfde resistentiespectrum t.o.v. een standaardserie virusstammen. Uit elke groep werden op grond van hun geschiktheid (duidelijkheid en reproduceerbaarheid van de symptomen) één of meer vertegenwoordigers gekozen, waaruit een standaardserie van toetsrassen werd samengesteld (Tabel 2).De 22 stammen en isolaten werden op grond van hun pathogeniteitsspectrum t.o.v. de standaardserie van toetsrassen ingedeeld in tien groepen en subgroepen (Tabel 1). De stammen en isolaten binnen een groep of subgroep hebben eenzelfde pathogeniteitsspectrum (Tabellen 4 en 6) en worden op grond daarvan als identiek beschouwd. De differentiële reacties tussen de rassen van de standaardserie en de virusstammen en-isolaten zijn vermeld in de Tabellen 3 en 5. Voorgesteld wordt om de naam van de eerstbeschreven stam van iedere groep te handhaven en de andere stammen in een groep of subgroep op te vatten als isolaten daarvan.De toetsmethodiek wordt uitvoerig beschreven om standaardisatie van de stammenidentificatie te bevorderen. Ter verklaring van de in de literatuur gevonden tegenstrijdigheden in de differentiële reactie van de toetsrassen wordt een negental mogelijke oorzaken genoemd, o.a. het gebruik van planten van toetsrassen die reeds vanuit zaad met een onbekende stam waren besmet en het gebruik van onzuivere virusstammen (mengisolaten).De auteurs stellen zich verantwoordelijk voor het distribueren (op aanvraag) van kleine zaadhoeveelheden van de toetsrassen en, op beperkte schaal, van in zaad aanwezige zuivere virusstammen aan onderzoekers die betrokken zijn bij de identificatie van de stammen van dit virus. Bovendien zal zaad van de standaardserie van toetsrassen worden gedeponeerd in het National Seed Storage Laboratory te Fort Collins, Colorado, USA, terwijl de virusstammen (in zaad) in bewaring worden gegeven bij de American Type Culture Collection te Rockville, Maryland, USA, waar ze beschikbaar zullen blijven voor verder onderzoek.  相似文献   

20.
Pisatin, added to a culture of a pea-pathogenic fungus and incubated during 1 week, could not be recovered in the nutrient broth or in the mycelium of this fungus, while pisatin, added to a fungal culture of a non-pathogen of the pea plant, could be recovered for the greater part after 1 week incubation. These experiments were done with 4 pathogens and 8 non-pathogens of the pea plant. Experiments with labeled pisatin show that pea-pathogens can break down pisatin to a product that is only sparingly soluble in petroleum ether.Samenvatting Pisatine, toegevoegd aan een voedingsmedium, geïnoculeerd met een pathogene schimmel van de erwt, is na incubatie gedurende 1 week niet meer terug te vinden in het voedingsmedium of in het schimmelextract. Pisatine, toegevoegd aan een voedingsmedium geïnoculeerd met een niet-pathogene schimmel van de erwt, kon na incubatie gedurende 1 week voor het grootste deel worden teruggevonden. Deze proeven zijn gedaan met 4 pathogenen en 8 niet-pathogenen (Tabel 1). Proeven met radioactief gemerkte pisatine tonen aan dat de erwtepathogenen de pisatine omzetten in een product dat slechts weinig oplosbaar is in petroleumether.  相似文献   

设为首页 | 免责声明 | 关于勤云 | 加入收藏

Copyright©北京勤云科技发展有限公司  京ICP备09084417号